TTK Schilde
Tafeltennisclub Schilde
[ home ]

Reglement


Sporta 2011-2012

Het reglement van Sporta voor het seizoen 2011-2012.


ITTF

Officiële tafeltennis regels volgens de ITTF (International Tabletennis Federation) [Vertaling volgens de VTTL (Vlaamse Tafeltennis Liga)]

2

Spelregels

2.1De tafel
2.1.1 Het oppervlak van de bovenkant van de tafel, gekend als het "speelvlak", moet rechthoekig zijn, 2,74 m lang en 1,525 m breed en moet in een horizontaal vlak liggen, 76 cm boven de vloer.
2.1.2 Het speelvlak omvat de verticale zijkanten van het tafelblad niet.
2.1.3 Het speelvlak mag van elk materiaal zijn en moet een gelijkmatig stuitvermogen hebben van ongeveer 23 cm als er een standaard bal op valt van op een hoogte van 30 cm.
2.1.4 Het speelvlak moet gelijkmatig donker en mat gekleurd zijn, maar met een witte zijlijn, 2 cm breed langs elke rand van 2,74 m en een witte eindlijn, 2 cm breed, langs elke rand van 1,525 m.
2.1.5 Het speelvlak wordt verdeeld in 2 gelijke "vlakken" door een verticaal net, dat evenwijdig loopt met de eindlijnen en dat ononderbroken moet zijn over de gehele breedte van elk vlak.
2.1.6 Voor dubbelspelen moet elk vlak verdeeld zijn in 2 gelijke halfvlakken door een witte middenlijn, 3 mm breed, die evenwijdig loopt met de zijlijnen; de middenlijn moet beschouwd worden als deel van elk rechter halfvlak.

2.2De netconstructie
2.2.1 De netconstructie bestaat uit het net, de netophanging en de netposten, met inbegrip van de klemmen waarmee ze aan de tafel vastgemaakt zijn.
2.2.2 Het net moet opgehangen worden aan een koord die aan elk uiteinde vastgemaakt wordt aan een verticale netpost van 15,25 cm hoog, waarvan de buitenkant zich 15,25 cm buiten de zijlijn bevindt.
2.2.3 De bovenkant van het net moet over zijn hele lengte op 15,25 cm boven het speelvlak lopen.
2.2.4 De onderkant van het net moet over zijn hele lengte zo dicht mogelijk bij het speelvlak lopen en de uiteinden van het net moeten zo dicht mogelijk bij de netposten zijn.

2.3De bal
2.3.1 De bal is bolvormig met een diameter van 40 mm.
2.3.2 De bal weegt 2,7 g.
2.3.3 De bal moet vervaardigd zijn uit celluloïde of uit een gelijkaardige kunststof en moet wit of oranje zijn en mat.

2.4 Het palet
2.4.1 Het palet mag iedere maat, vorm of gewicht hebben, maar het blad moet vlak en onbuigzaam zijn.
2.4.2 Minstens 85% van de dikte van het blad moet van natuurlijk hout zijn; een laag kleefstof in het blad mag versterkt zijn met een vezelachtig materiaal zoals koolstofvezel, glasvezel of geperst papier, maar mag niet dikker zijn dan 7,5% van de totale dikte met een maximum van 0,35 mm.
2.4.3 Een zijde van het blad die gebruikt wordt om de bal te slaan moet bekleed zijn met ofwel gewone nopjesrubber met de nopjes naar buiten gekeerd, met een totale dikte van niet meer dan 2 mm de kleefstof inbegrepen, ofwel met sandwich rubber met de nopjes naar binnen of naar buiten gekeerd met een totale dikte van niet meer dan 4 mm de kleefstof inbegrepen.
2.4.3.1 Gewone nopjesrubber is 1 enkele laag niet-celvormige natuurlijke of kunststofrubber, met noppen gelijkmatig over zijn oppervlakte verspreid met een dichtheid van niet minder dan 10 per cm2 en niet meer dan 30 per cm2.
2.4.3.2 Sandwich rubber is 1 enkele laag celvormige rubber bedekt met 1 enkele bovenlaag van gewone nopjesrubber, de dikte van de nopjesrubber mag niet meer zijn dan 2 mm.
2.4.4 Het bekledingsmateriaal moet reiken tot aan de rand van het blad maar mag er niet voorbijsteken, uitgezonderd dat het deel dat zich het dichtst tegen de handgreep bevindt en met de vingers vastgehouden wordt onbekleed mag blijven of bedekt met om het even welk materiaal.
2.4.5 Het blad, elke laag van het blad en elke bekledings- of kleefstoflaag op een zijde die gebruikt wordt om de bal te slaan moet ononderbroken doorlopen en overal even dik zijn.
2.4.6 Het oppervlak van het bekledingsmateriaal van een zijde van het blad, of de zijde van het blad die onbekleed wordt gelaten, zal mat zijn, helder rood aan één zijde en zwart aan de andere.
2.4.7 Lichte afwijkingen in het ononderbroken doorlopen van het oppervlak of in de gelijkmatigheid van de kleur te wijten aan toevallige beschadiging of slijtage mogen toegestaan worden op voorwaarde dat ze de karakteristieke eigenschappen van dit oppervlak niet beduidend wijzigen.
2.4.8 Bij het begin van een wedstrijd en elke keer hij van palet verandert gedurende de wedstrijd moet een speler het palet dat hij gaat gebruiken tonen aan zijn tegenstander en aan de scheidsrechter en hun toelaten het te onderzoeken.

2.5 Definities
2.5.1 Een balwisseling is de periode waarin de bal in het spel is.
2.5.2 De bal is in het spel vanaf het laatste ogenblik dat hij stilligt op de palm van de vrije hand vooraleer hij bij de opslag vrijwillig omhoog gegooid wordt, totdat beslist wordt dat de balwisseling let is of een punt oplevert.
2.5.3 Een let is een balwisseling waarna niet gescoord wordt.
2.5.4 Een punt is een balwisseling waarna gescoord wordt.
2.5.5 De speelhand is de hand die het palet vasthoudt.
2.5.6 De vrije hand is de hand die het palet niet vasthoudt.
2.5.7 Een speler slaat de bal als hij hem tijdens een rally raakt met zijn palet, terwijl hij dit in de hand houdt, of met zijn speelhand beneden de pols.
2.5.8 Een speler belemmert de bal als hij, of iets dat hij aanheeft of draagt, de bal die nog in het spel is aanraakt terwijl deze boven zijn speelvlak is of er zich naar toe beweegt en vóór deze zijn eindlijn gepasseerd is, zonder dit vlak geraakt te hebben nadat de bal de laatste keer door zijn tegenstander geslagen werd.
2.5.9 De serveerder is de speler die als eerste de bal moet slaan in een balwisseling.
2.5.10 De ontvanger is de speler die als tweede de bal moet slaan in een balwisseling.
2.5.11 De scheidsrechter is de persoon die aangesteld werd om de wedstrijd te leiden.
2.5.12 De adjunct- of hulpscheidsrechter is de persoon die aangesteld werd om de scheidsrechter bij te staan met sommige beslissingen.
2.5.13 Iets dat een speler aanheeft of draagt houdt ook alles in, uitgezonderd de bal, dat hij aanhad of droeg bij het begin van de balwisseling.
2.5.14 De bal moet beschouwd worden als over of rond de netconstructie gaande indien hij ergens anders passeert dan tussen het net en de netpost of tussen het net en het speelvlak
2.5.15 De eindlijn moet beschouwd worden als zich aan de twee uiteinden uitstrekkend tot in het oneindige.

2.6 Een goede opslag
2.6.1 De opslag zal beginnen met de bal die vrij ligt in de open handpalm van de stilgehouden vrije hand van de serveerder
2.6.2 De serveerder werpt dan de bal zo goed als verticaal omhoog, zonder hem effect mee te geven, en zo dat de bal minstens 16 cm stijgt na de palm van de vrije hand verlaten te hebben en dan neervalt zonder om het even wat te raken eer hij geslagen wordt.
2.6.3 Als de bal daalt, moet de serveerder hem zó slaan dat hij eerst zijn eigen speelvlak raakt en dan, na over of rond de netconstructie te zijn gegaan, rechtstreeks het speelvlak van de ontvanger raakt; in dubbelspel moet de bal opeenvolgend de rechter halfvlakken van de serveerder en de ontvanger raken.
2.6.4 Vanaf de aanvang van de opslag tot op het ogenblik dat hij geslagen wordt, moet de bal zich boven het peil van het speelvlak en achter de eindlijn van de serveerder bevinden en mag niet aan het zicht van de ontvanger onttrokken worden door geen enkel deel van het lichaam of van de kleding van de serveerder of zijn partner in het dubbelspel; van zodra de bal opgegooid werd, moet de vrije arm van de serveerder weggehaald worden uit de ruimte tussen het lichaam van de serveerder en het net.
2.6.5 Op de speler rust de verantwoordelijkheid om zo op te slaan dat de scheidsrechter of de adjunct scheidsrechter kunnen zien dat hij voldoet aan de vereisten van een goede opslag.
2.6.5.1 Als de scheidsrechter twijfelt over de wettelijkheid van een opslag mag hij, bij de eerste gelegenheid in een wedstrijd, "let" verklaren en een waarschuwing geven aan de serveerder.
2.6.5.2 Elke volgende opslag van twijfelachtige correctheid door dezelfde speler of door zijn partner in het dubbelspel heeft als resultaat dat de ontvanger een punt scoort.
2.6.5.3 Telkens er een duidelijk verzuim is om te voldoen aan de vereisten voor een goede opslag, mag er geen enkele waarschuwing gegeven worden en moet de ontvanger een punt scoren.
2.6.6 Uitzonderlijk mag de scheidsrechter de vereisten voor een goede opslag versoepelen, als hij er van overtuigd is dat de toegeving veroorzaakt wordt door een lichamelijke handicap van de serveerder.

2.7 Een goede terugslag
2.7.1 De bal moet na een opslag of een terugslag zó geslagen worden dat hij dadelijk over of rond de netconstructie gaat en de tafelhelft van de tegenstrever raakt, ofwel rechtstreeks, ofwel na de netconstructie geraakt te hebben.

2.8 De volgorde van spelen
2.8.1 In het enkelspel doet de serveerder eerst een goede opslag, daarna doet de ontvanger een goede terugslag, waarna serveerder en ontvanger elk om beurt een goede terugslag doen.
2.8.2 In het dubbelspel doet de serveerder eerst een goede opslag, de ontvanger doet dan een goede terugslag, dan doet de partner van de serveerder een goede terugslag, dan doet de partner van de ontvanger een goede terugslag, waarna iedere speler in deze volgorde om beurt een goede terugslag doet.

2.9 Een let
2.9.1 De balwisseling is een let
2.9.1.1 als de bal tijdens de opslag, bij het over of rond de netconstructie gaan, deze raakt, op voorwaarde dat de opslag in elk ander opzicht goed is of door de ontvanger of zijn partner belemmerd wordt.
2.9.1.2 als de opslag gegeven wordt op een moment dat de ontvanger of het paar dat moet ontvangen niet klaar staan, op voorwaarde dat noch de ontvanger, noch zijn partner een poging doen om de bal te slaan;
2.9.1.3 als de speler er niet in slaagt een goede opslag te geven, of een goede terugslag, of eender welke fout maakt tegenover de spelregels, omwille van storende omstandigheden waarover hij geen controle heeft;
2.9.1.4 als het spel onderbroken wordt door de scheidsrechter of de hulpscheidsrechter.
2.9.2 Het spel mag onderbroken worden
2.9.2.1om een fout te herstellen in de volgorde van opslaan, van ontvangen of van speelzijde;
2.9.2.2 om de tijdgrensregel in te voeren;
2.9.2.3 om een speler te waarschuwen of hem te bestraffen;
2.9.2.4 omdat de speelvoorwaarden op zo'n wijze verstoord worden dat de uitslag van de balwisseling er waarschijnlijk door beïnvloed zal worden.

2.10 Een punt
2.10.1 Tenzij de balwisseling let is, wordt aan een speler een punt toegekend
2.10.1.1 als zijn tegenstander er niet in slaagt een goede opslag te geven;
2.10.1.2 als zijn tegenstander er niet in slaagt een goede terugslag te geven;
2.10.1.3 als de bal, nadat hij goed opgeslagen of goed teruggeslagen heeft, iets anders raakt dan de netconstructie voor hij geslagen wordt door zijn tegenstander;
2.10.1.4 als de bal, nadat zijn tegenstander hem geslagen heeft, voorbij zijn eindlijn gaat zonder zijn tafelheft geraakt te hebben;
2.10.1.5 als zijn tegenstander de bal belemmert;
2.10.1.6 als zijn tegenstander de bal tweemaal na elkaar slaat;
2.10.1.7 als zijn tegenstander de bal slaat met een zijde van het palet waarvan het oppervlak niet voldoet aan de vereisten van punt 2.4.3; 2.4.4 en 2.4.5
2.10.1.8 als zijn tegenstander, of wat deze aanheeft of draagt, het speelvlak beweegt;
2.10.1.9 als zijn tegenstander, of wat deze aanheeft of draagt, de netconstructie raakt;
2.10.1.10 als zijn tegenstander het speelvlak raakt met zijn vrije hand;
2.10.1.11 als een tegenstander in een dubbelspel de bal slaat als hij niet aan de beurt is;
2.10.1.12 zoals voorzien is onder de tijdgrensregel (2.15.2).

2.11 Een set
2.11.1 Een set wordt gewonnen door de speler of het paar die/dat als eerste 11 punten scoort, behalve als beide spelers of paren 10 punten hebben gescoord, waarna de set wordt gewonnen door de speler of het paar die/dat vervolgens een voorsprong van twee punten wint

2.12 Een wedstrijd
2.12.1 Een wedstrijd wordt gespeeld naar de meest gewonnen sets van om het even welk aantal onpare sets.

2.13 De volgorde van opslaan, van ontvangen en van speelzijde
2.13.1 Het recht om de aanvangsvolgorde van opslaan, ontvangen en speelzijde te kiezen, wordt bepaald door loting en de winnaar van deze loting mag kiezen om als eerste op te slaan of te ontvangen, of om te beginnen aan een bepaalde speelzijde.
2.13.2 Wanneer een speler of een paar gekozen heeft om als eerste op te slaan of te ontvangen of om te beginnen aan een bepaalde speelzijde, zal de andere speler of het andere paar de andere keuze hebben.
2.13.3 Telkens 2 punten gescoord zijn wordt de ontvangende speler of het ontvangende paar, de opslaande speler of het opslaande paar en zo verder tot het einde van de set, tenzij beide spelers of paren elk 10 punten gescoord hebben of de tijdgrensregel in voege is, dan zal de volgorde van opslaan en ontvangen dezelfde zijn, maar iedere speler zal dan beurtelings slechts opslaan voor 1 punt.
2.13.4 In elke set van een wedstrijd van een dubbelspel zal het paar dat als eerste moet opslaan beslissen welke van zijn twee spelers inderdaad als eerste opslaat en in de eerste set van een wedstrijd zal dan het ontvangende paar beslissen welke van zijn spelers als eerste ontvangt; in de volgende sets van de wedstrijd moet, na de aanduiding van de eerste serveerder, de eerste ontvanger de speler zijn die in de vorige set naar hem serveerde.
2.13.5 In het dubbelspel, zal bij elke wisseling van opslagbeurt de vorige ontvanger serveerder worden en de partner van de vorige serveerder wordt ontvanger.
2.13.6 De speler die of het paar dat in een set als eerste opsloeg moet in de volgende set van een wedstrijd als eerste ontvangen en in de laatst mogelijke set van een dubbelwedstrijd moet van zodra één van de paren als eerste 5 punten scoort het paar dat daarna aan de beurt is om te ontvangen de volgorde van ontvangen verwisselen
2.13.7 De speler die of het paar dat in een set aan de ene speelzijde begint, moet in de volgende set aan de andere speelzijde beginnen. In de laatst mogelijke set van een wedstrijd moeten de spelers van speelzijde wisselen van zodra 1 der spelers of paren als eerste 5 punten heeft gescoord.

2.14 Verkeerde volgorde van opslaan, van ontvangen of van speelzijde
2.14.1 Indien een speler opslaat of ontvangt als hij niet aan beurt is, moet het spel onderbroken worden van zodra de fout ontdekt wordt en moet het spel hernemen met die spelers aan de opslag en als ontvanger die zouden moeten opslaan en ontvangen volgens de reeds bereikte puntenstand, in overeenstemming met de volgorde vastgelegd bij het begin van de wedstrijd en, in dubbelspel, volgens de volgorde gekozen door het paar dat als eerste het recht had om op te slaan in de set waarin de fout ontdekt werd.
2.14.2 Indien de spelers niet van speelzijde hebben gewisseld wanneer ze dit hadden moeten doen, moet het spel door de scheidsrechter onderbroken worden van zodra deze fout wordt ontdekt; het spel moet dan hernomen worden met de spelers aan die speelzijde waar ze moeten staan volgens de bereikte score, in overeenstemming met de volgorde die vastgelegd werd bij het begin van de wedstrijd.
2.14.3 In elk geval moeten alle punten die reeds gescoord werden voor het ontdekken van de fout, blijven tellen.

2.15 De tijdgrensregel
2.15.1 Tenzij beide spelers of paren elk minstens 9 punten hebben gescoord, zal de tijdgrensregel in voege treden als een set niet beëindigd is na 10 minuten spel of op eender welk vroeger moment op aanvraag van beide spelers of paren.
2.15.1.1Indien de bal in het spel is bij het bereiken van de tijdgrens, wordt het spel door de scheidsrechter onderbroken en daarna hervat met die speler aan de opslag die aan de opslag was in de onderbroken balwisseling.
2.15.1.2Indien de bal niet in het spel is bij het bereiken van de tijdgrens, wordt het spel hervat met die speler aan de opslag, die in de onmiddellijk voorafgaande balwisseling de ontvanger was.
2.15.2 Daarna moet elke speler om beurt voor 1 punt opslaan tot het einde van de set en als de ontvangende speler of het ontvangende paar dertien goede terugslagen doet scoort hij of scoort het een punt.
2.15.3 Eens ingevoerd blijft de tijdgrensregel in voege tot het einde van de wedstrijd.


3

Bepalingen voor internationale competities

3.1Toepassingsgebied van de spelregels en van de bepalingen
3.1.1 Soorten Competities
3.1.1.1 Een internationale competitie is een competitie waaraan spelers van meer dan 1 Bond mogen deelnemen.
3.1.1.2 Een internationale ontmoeting is een wedstrijd tussen ploegen die een Bond vertegenwoordigen.
3.1.1.3 Een open tornooi is een tornooi waaraan spelers van alle Bonden kunnen deelnemen.
3.1.1.4 Een voorbehouden tornooi is een tornooi waarvoor slechts een bepaalde groep spelers mag inschrijven, andere dan leeftijdscategorieën.
3.1.1.5 Een invitatietornooi is een tornooi waarvoor slechts bepaalde spelers, die individueel uitgenodigd worden, mogen inschrijven.
3.1.2 Toepasbaarheid
3.1.2.1 Behalve wat voorzien is in 3.1.2.2 zijn de Spelregels (Hoofdstuk 2) toepasbaar op Wereld-, Continentale en Olympische Kampioenschappen, open tornooien en, tenzij anders afgesproken door de deelnemende Bonden, op internationale ontmoetingen.
3.1.2.2 De Raad heeft de macht om de inrichter van een open tornooi toelating te geven om te proefondervindelijke titel wijzigingen aan de Spelregels, bepaald door het Uitvoerend Comité, toe te passen.
3.1.2.3 De Bepalingen voor Internationale Competities zijn van toepassing op:
3.1.2.3.1Wereld- of Olympische kampioenschappen, tenzij anders toegelaten door de Raad en op voorhand medegedeeld aan de deelnemende Bonden;
3.1.2.3.2Continentale kampioenschappen, tenzij anders toegelaten door de betrokken Continentale Federatie en op voorhand medegedeeld aan de deelnemende Bonden;
3.1.2.3.3Open Internationale Kampioenschappen (3.7.1.2), tenzij anders toegelaten door de ITTF en met instemming van de deelnemers in overeenstemming met punt 3.1.2.4;
3.1.2.3.4open tornooien, behalve zoals voorzien in 3.1.2.4
3.1.2.4 Wanneer een open tornooi niet in overeenstemming is met om het even welke van deze bepalingen, moet de aard en de omvang van de afwijking gespecificeerd worden op het inschrijvingsformulier; invullen en insturen van een inschrijvingsformulier wordt beschouwd als de instemming van de deelnemer met de voorwaarden van de wedstrijd, met inbegrip van zulke afwijkingen.
3.1.2.5 Deze bepalingen worden aanbevolen voor alle andere internationale competities maar, op voorwaarde dat de Statuten nageleefd worden, mogen internationale voorbehouden en invitatie tornooien evenals erkende internationale competities georganiseerd door niet aangesloten groeperingen, gehouden worden met regels bepaald door de organiserende autoriteit of die gezamenlijk overeengekomen zijn;
3.1.2.6 Over het algemeen wordt er van uitgegaan dat de Spelregels en de Bepalingen voor Internationale Competities van toepassing zijn, tenzij op voorhand afwijkingen zijn afgesproken of duidelijk gemaakt zijn in de gepubliceerde competitiereglementen.
3.1.2.7 Uitvoerige toelichting bij en interpretaties van de reglementen, evenals gedetailleerde beschrijvingen van de uitrusting, worden gepubliceerd onder de vorm van Technische Voorschriften, goedgekeurd door de Raad en in het Handboek voor Wedstrijdleiders.

3.2 Uitrusting en speelomstandigheden
3.2.1 Goedgekeurd en toegelaten speelmaterieel
3.2.1.1 De goedkeuring en toelating van speluitrusting zullen aan de Raad voorgedragen worden door het Comité voor de Uitrusting; de goedkeuring of de toelating kan op elk ogenblik door de Raad ingetrokken worden als het behoud er van nadelig blijkt voor de sport.
3.2.1.2 Voor een open tornooi zal het inschrijvingsformulier of de prospectus duidelijk het merk en de kleur van de tafels, het merk van de netconstructie, evenals het merk en de kleur van de ballen die tijdens het tornooi zullen gebruikt worden, vermelden; de keuze van het speelmaterieel wordt bepaald door de Bond op wiens grondgebied de betrokken competitie wordt gespeeld, maar moet gebeuren uit de merken en typen die op dat ogenblik een ITTF-goedkeuring hebben.
3.2.1.3 De bekleding van een zijde van het palet, gebruikt om de bal te slaan, moet van een merk en type zijn die op dat ogenblik een ITTF-goedkeuring heeft en dient zó aan het blad bevestigd te worden, dat het handelsmerk en het ITTF-logo duidelijk zichtbaar zijn bij de rand van het slagoppervlak.
Lijsten van alle goedgekeurde en toegelaten materieel worden bijgehouden door het ITTF Bureel en de details zijn beschikbaar op de web site van de ITTF.
3.2.2 Kleding
3.2.2.1 Speelkledij moet normaal bestaan uit een hemdje met korte mouwen of mouwloos en een korte broek of rok of een ééndelig sportpak, sokken en sportschoenen; andere kledingstukken, zoals een trainingspak of een deel er van, mag niet gedragen worden tijdens het spel, behalve met de toestemming van de hoofdscheidsrechter.
3.2.2.2 De hoofdkleur van een hemdje, een broekje of rokje, met uitzondering van de kraag en de mouwen van het hemdje zal duidelijk verschillen van de kleur van de gebruikte bal.
3.2.2.3 Op de sportkledij mogen nummers of letters staan op de rug van het hemdje teneinde een speler of zijn Bond te identificeren, of, in clubwedstrijden, zijn club, en reclames in overeenstemming met de bepalingen van 3.2.4.9; als op de rug van het hemdje de naam van de speler staat, moet deze zich juist onder de kraag bevinden.
3.2.2.4 Om het even welke nummers die door de inrichters verlangd worden om een speler te identificeren zullen voorrang hebben op reclame in het centrale gedeelte van de rugzijde van het hemdje; dergelijke nummers zullen begrepen zijn in een vak dat een oppervlakte heeft van niet meer dan 600 cm2.
3.2.2.5 Geen enkele aanduiding of omlijning aan de voor- of zijkant van de speelkledij en geen enkel voorwerp gedragen door de speler, zoals juwelen, mag zo opvallend of zo helder weerspiegelend zijn dat het zicht van de tegenstander er door gehinderd wordt.
3.2.2.6 Op de sportkledij mogen geen tekeningen of opschriften aangebracht worden die beledigend zouden kunnen zijn of het tafeltennis in een slecht daglicht zouden kunnen stellen.
3.2.2.7 Over elke vraag betreffende de wettelijkheid of aanvaardbaarheid van speelkledij wordt beslist door de hoofdscheidsrechter
3.2.2.8 De spelers van een ploeg die deelnemen aan een wedstrijd per ploeg en spelers van een zelfde Bond die een dubbelpaar vormen, moeten op dezelfde manier gekleed zijn met als enige mogelijk uitzondering de sokken en de schoenen en het aantal, de grootte, de kleur en de tekening van reclame op de kledij.
3.2.2.9 Spelers en paren die tegen elkaar uitkomen, moeten sporthemdjes dragen die voldoende verschillend gekleurd zijn opdat de toeschouwers hen gemakkelijk kunnen uit elkaar houden.
3.2.2.10 Wanneer spelers of ploegen die tegen elkaar uitkomen gelijk gekleed zijn en niet kunnen overeenkomen wie van hen van kleding zal veranderen, zal de beslissing bij lottrekking genomen worden.
3.2.3 Speelomstandigheden
3.2.3.1 De speelruimte mag niet minder meten dan 14 m in de lengte, 7 m in de breedte en 5 m in de hoogte.
3.2.3.2 De speelruimte moet afgesloten zijn door omheiningen van ongeveer 75 cm hoogte, die allen dezelfde donkere achtergrondkleur hebben en die de speelruimte afscheiden van de aangrenzende speelruimten en van de toeschouwers.
3.2.3.3 Bij competities voor een Wereld of een Olympische titel zal de lichtsterkte, gemeten ter hoogte van het speelvlak, mag niet minder zijn dan 1000 lux gelijkmatig over het geheel van het speelvlak en in ieder ander gedeelte van de speelruimte mag ze niet minder bedragen dan 500 lux; bij andere competities zal de lichtsterkte ten minste 600 lux bedragen gelijkmatig over het geheel van het speelvlak en in ieder ander gedeelte van de speelruimte mag ze niet minder bedragen dan 400 lux.
3.2.3.4 Als er meerdere tafels gebruikt worden, moet de lichtsterkte voor alle tafels dezelfde zijn en de sterkte van de achtergrond verlichting in de speelzaal mag niet groter zijn dan de laagste sterkte in de speelruimte.
3.2.3.5 De lichtbron mag zich niet minder dan 5 m boven de vloer bevinden.
3.2.3.6 De achtergrond moet over zijn geheel donker zijn en mag geen heldere lichtbronnen bevatten, noch daglicht doorlaten door niet-afgeschermde ramen of andere openingen.
3.2.3.7 De vloer mag niet lichtgekleurd of helder reflecterend zijn en het vloeroppervlak mag niet van baksteen, beton of steen zijn; bij competities voor een Wereld of een Olympische titel zal de vloer van hout zijn of van een oprolbaar synthetisch materiaal waarvan merk en type toegelaten zijn door de ITTF.
3.2.4 Reclame
3.2.4.1 Binnen de speelruimte mag reclame enkel voorkomen op materieel of uitrusting die er normaal aanwezig zijn en er mogen geen speciale bijkomende publiciteitsdragers zijn.
3.2.4.2 Fluorescerende of lichtgevende kleuren mogen nergens in de speelruimte gebruikt worden.
3.2.4.3 Opschriften of symbolen die op de binnenzijde van de omheiningen voorkomen mogen noch wit of oranje bevatten, noch uit meer dan twee kleuren bestaan en moeten bevat zijn in een totale hoogte van 40 cm; het is aanbevolen dat ze van dezelfde kleur zijn als de omheiningen, maar een weinig lichter of donkerder.
3.2.4.4 Markeringen op de vloer en op de uiteinden en de zijkanten van het tafelblad zullen van dezelfde kleur zijn als de ondergrond, maar een weinig lichter of donkerder.
3.2.4.5 Er mogen tot 4 aankondigingen voorkomen op de vloer van de speelruimte, 1 aan elk uiteinde en 1 aan elke zijkant van de tafel, elk begrepen in een oppervlakte van 2,5 m²; zij zullen niet minder dan 1 m van de omheiningen af staan en deze aan de uiteinden zullen niet meer dan 2 m van de omheiningen verwijderd zijn.
3.2.4.6 Er mag 1 tijdelijke reclame voorkomen op elke helft van elke zijkant van het tafelblad en 1 op elk uiteinde, duidelijk gescheiden van elke vaste reclame; er wordt geen reclame gemaakt voor andere leveranciers van tafeltennis uitrusting en elke reclame zal in het totaal niet langer zijn dan 60 cm.
3.2.4.7 Reclames op het net moeten in een lichtjes donkere of lichtjes lichtere tint van de achtergrondkleur zijn, ze zullen niet binnen de 3 cm vanaf de bovenste netband staan en zullen niet beletten door de mazen te kijken.
3.2.4.8 Reclame op scheidsrechterstafels of op ander meubilair in de speelruimte moet op om het even welke zijde bevat zijn in een totale oppervlakte van 750 cm2.
3.2.4.9 Reclames op speelkledij zullen beperkt zijn tot
3.2.4.9.1 het gebruikelijke handelsmerk, het logo of de naam van de fabrikant, binnen een totale oppervlakte van 24 cm2;
3.2.4.9.2 niet meer dan 6 duidelijk van elkaar gescheiden reclames, allen samen begrepen in een totale oppervlakte van 600 cm², op de voor- en de zijkant of de schouders van een sporthemdje, met niet meer dan 4 reclames op de voorkant;
3.2.4.9.3 niet meer dan 2 reclames, binnen een totale oppervlakte van 400 cm2, op de rug van het sporthemdje.
3.2.4.9.4 niet meer dan twee reclames binnen een totale oppervlakte van 80 cm2, op broekje of rokje;
3.2.4.10 Reclame op de rugnummers van de spelers moet bevat zijn in een totale oppervlakte van 100 cm2.
3.2.4.11 Reclame op de kledij van de scheidsrechters moet bevat zijn in een totale oppervlakte van 40 cm2.
3.2.4.12 Noch op de kledij van de spelers, noch op de rugnummers mag er reclame staan voor tabaksproducten, alcoholische dranken of schadelijke drugs.

3.3 Bevoegdheid van de officiëlen
3.3.1 Hoofdscheidsrechter
3.3.1.1 Voor iedere competitie in zijn geheel moet een hoofdscheidsrechter aangeduid worden en zijn identiteit en lokalisatie moeten aan de deelnemers en, waar nodig, aan de ploegkapiteins meegedeeld worden.
3.3.1.2 De hoofdscheidsrechter is verantwoordelijk voor
3.3.1.2.1 het leiden van het opmaken van de tabellen;
3.3.1.2.2 de programmering van de wedstrijden in functie van het tijdschema en de beschikbare tafels;
3.3.1.2.3 de aanduiding en, indien nodig, de vervanging of schorsing van de wedstrijdleiders;
3.3.1.2.4 vóór het tornooi een informatievergadering voor de wedstrijd officials leiden;
3.3.1.2.5 het nagaan van de selecteerbaarheid van spelers voor de betrokken manifestaties;
3.3.1.2.6 de beslissing of een wedstrijd mag onderbroken worden voor een noodgeval;
3.3.1.2.7 de beslissing of spelers de wedstrijdruimte mogen verlaten tijdens de wedstrijd;
3.3.1.2.8 de beslissing of de reglementaire inspeeltijd mag worden verlengd;
3.3.1.2.9 de beslissing of spelers trainingspakken mogen dragen tijdens een wedstrijd;
3.3.1.2.10 het nemen van een beslissing bij elke vraag betreffende de interpretatie van de Sportreglementen of de Bepalingen, inbegrepen over de aanvaardbaarheid van de kledij, het speelmaterieel en de speelomstandigheden;
3.3.1.2.11 te beslissen welke spelers en waar ze mogen oefenen tijdens onderbrekingen van het spel voor een noodgeval;
3.3.1.2.12 het treffen van disciplinaire sancties voor wangedrag of andere inbreuken op de Bepalingen;
3.3.1.3 Wanneer, met de toestemming van het organisatiecomité dat verantwoordelijk is voor de competitie, enkele van de taken van de hoofdscheidsrechter overgedragen worden aan andere personen, moeten de specifieke taken en de lokalisatie van elk van deze personen bekend gemaakt worden aan de deelnemers en, waar nodig, aan de ploegkapiteins.
3.3.1.4 De hoofdscheidsrechter, of een verantwoordelijke afgevaardigde die aangeduid werd om zijn taak over te nemen tijdens zijn afwezigheid, moet altijd aanwezig zijn gedurende de competities.
3.3.1.5 Als de hoofdscheidsrechter van mening is dat zulks wenselijk is, mag hij op om het even welk ogenblik een scheidsrechter, een hulpscheidsrechter of een slagteller vervangen, maar hij mag geen enkele beslissing veranderen die reeds door de vervangen official werd genomen over een feit dat binnen zijn bevoegdheid ligt.
3.3.1.6 De spelers vallen onder de bevoegdheid van de hoofdscheidsrechter van op het ogenblik dat ze toekomen op de plaats waar de wedstrijden doorgaan tot ze deze plaats verlaten.
3.3.2 Scheidsrechter, hulpscheidsrechter en slagteller
3.3.2.1 Een scheidsrechter en een hulpscheidsrechters moeten voor elke wedstrijd aangeduid worden.
3.3.2.2 De scheidsrechter zal neerzitten of rechtstaan in het verlengde van het net en de hulpscheidsrechter zit tegenover de scheidsrechter aan de andere kant van de tafel.
3.3.2.3 De scheidsrechter zal verantwoordelijk zijn voor
3.3.2.3.1 de controle van de aanvaardbaarheid van de uitrusting en de speelomstandigheden en het melden van elke afwijking aan de hoofdscheidsrechter;
3.3.2.3.2 het nemen van een willekeurige bal zoals voorzien in 3.4.2.1.1-2;
3.3.2.3.3 de lottrekking voor de keuze van opslag, terugslag of speelhelft uit te voeren:
3.3.2.3.4 de beslissing of de vereisten voor een goede opslag soepeler mogen toegepast worden voor een speler met een fysische handicap;
3.3.2.3.5 te waken over de volgorde van opslaan, van ontvangen en van speelzijde en elke vergissing op dit vlak te verbeteren;
3.3.2.3.6 te beslissen of een balwisseling eindigt met de toekenning van een punt zo niet of de balwisseling een let is;
3.3.2.3.7 het afroepen van de stand, in overeenstemming met de omschreven procedure;
3.3.2.3.8 het invoeren van de tijdgrensregel op het gepaste ogenblik;
3.3.2.3.9 het handhaven van de continuïteit van het spel;
3.3.2.3.10 beslissingen te nemen omtrent inbreuken op de regels m.b.t. raadgevingen en onbetamelijk gedrag.
3.3.2.4 De hulpscheidsrechter zal beslissen of de bal in het spel al dan niet de dichtst bij hem zijnde bovenkant van de tafelrand raakt.
3.3.2.5 Zowel de scheidsrechter of de hulpscheidsrechter mogen
3.3.2.5.1 beslissen dat de uitvoering van een opslag niet correct is;
3.3.2.5.2 beslissen dat de bal bij een opslag, die in elk ander opzicht goed is, bij het over of rond de netconstructie gaan deze raakt;
3.3.2.5.3 beslissen of een speler de bal belemmert;
3.3.2.5.4 beslissen dat de speelomstandigheden op een dergelijke wijze verstoord worden dat de uitslag van een balwisseling er waarschijnlijk door beïnvloed zal worden;
3.3.2.5.5 de tijd opnemen van de inspeelperiode, van het spel en van de onderbrekingen.
3.3.2.6 Zowel de hulpscheidsrechter als een onafhankelijke official mag optreden als slagteller om de slagen te tellen van de ontvanger of het ontvangende paar als de tijdgrensregel in voege is
3.3.2.7 Een beslissing genomen door een hulpscheidsrechter of een slagteller in overeenstemming met de voorwaarden van 3.3.2.5-6 mag door de scheidsrechter niet herroepen worden.
3.3.2.8 De spelers vallen onder de bevoegdheid van de scheidsrechter van het ogenblik dat ze in de speelruimte toekomen tot ze deze verlaten
3.3.3 Beroep
3.3.3.1 Geen enkele afspraak tussen spelers onderling, bij een individuele wedstrijd, of tussen de ploegkapiteins bij een ploegenwedstrijd, kan de beslissing van een official, verantwoordelijk voor die wedstrijd, over een feit dat onder zijn bevoegdheid valt, veranderen, noch kan dit een beslissing van de hoofdscheidsrechter over de interpretatie van de Spelregels of de Bepalingen, veranderen, noch kan dit een beslissing van de verantwoordelijke tornooileiding over het tornooi- of wedstrijdverloop, veranderen.
3.3.3.2 Er mag geen beroep aangetekend worden tegen een beslissing genomen door de verantwoordelijke wedstrijdofficial over een wedstrijdfeit, noch tegen een beslissing van de verantwoordelijke hoofdscheidsrechter over de interpretatie van de Spelregels of de Bepalingen.
3.3.3.3 Er mag beroep aangetekend worden bij de hoofdscheidsrechter tegen een beslissing van een wedstrijdofficial in verband met de interpretatie van de Spelregels of de Bepalingen en de beslissing van de hoofdscheidsrechter is dan onherroepelijk.
3.3.3.4 Er mag beroep aangetekend worden bij de tornooileiding over een beslissing van de hoofdscheidsrechter in verband met kwesties van tornooi- of wedstrijdverloop die niet vastgelegd zijn in de Spelregels of de Bepalingen en de beslissing van de tornooileiding is dan onherroepelijk.
3.3.3.5 In een individuele wedstrijd kan er enkel beroep aangetekend worden door een speler die deelneemt aan de wedstrijd waarin het probleem zich voordoet; in een ploegenwedstrijd kan er enkel beroep aangetekend worden door de ploegkapitein van een ploeg die deelneemt aan de wedstrijd waarin het probleem zich voordoet.
3.3.3.6 Een probleem in verband met de interpretatie van de Spelregels of van de Bepalingen dat ontstaan is uit de beslissing van een hoofdscheidsrechter, of een probleem in verband met de leiding van een tornooi of van een wedstrijd dat ontstaan is uit de beslissing van een tornooileiding, mag door een speler of door een ploegkapitein gemachtigd om in beroep te gaan, via de Bond waarbij hij aangesloten is, ter overweging voorgelegd worden aan de Reglementen commissie van de ITTF.
3.3.3.7 De Reglementen commissie zal dan een uitspraak doen als leidraad voor toekomstige beslissingen, en deze uitspraak mag ook het onderwerp uitmaken van een protest door een Bond bij de Raad of bij een Algemene Vergadering, maar dit zal geen invloed hebben op de onherroepelijkheid van een beslissing die reeds genomen werd door de verantwoordelijke hoofdscheidsrechter of tornooileiding.

3.4 Wedstrijdleiding
3.4.1 De stand
3.4.1.1 De scheidsrechter zal bij het einde van een balwisseling de stand afroepen van zodra de bal uit het spel is bij het einde van een rally of van zodra dit hierna praktisch mogelijk is.
3.4.1.1.1 Bij het afroepen van de stand tijdens een set zal de scheidsrechter eerst het aantal punten afroepen van de speler die of het paar dat moet opslaan bij de volgende balwisseling en daarna de punten van de tegenstander(s).
3.4.1.1.2 Bij het begin van een set en voor iedere verandering van opslag moet de scheidsrechter naar de volgende serveerder wijzen en mag hij ook het afroepen van de puntenstand laten volgen door de naam van de speler die moet opslaan.
3.4.1.1.3 Bij het einde van een set moet de scheidsrechter de naam noemen van de winnende speler(s) en daarna zal hij de punten van de winnaar(s) afroepen gevolgd door de punten van de verliezer(s).
3.4.1.2 Als aanvulling bij het afroepen van de stand mag de scheidsrechter handgebaren gebruiken om zijn beslissing duidelijk te maken.
3.4.1.2.1 Als een punt toegekend wordt, mag hij de hand aan de kant van de speler(s) die het punt kreeg (kregen) opheffen tot schouderhoogte.
3.4.1.2.2 Als een balwisseling om de een of andere reden let is, mag hij zijn hand boven zijn hoofd steken om aan te duiden dat de balwisseling beëindigd is.
3.4.1.3 De stand en, onder de tijdgrensregel, het aantal slagen moet afgeroepen worden in het Engels of in elke andere taal die aanvaardbaar is voor beide spelers of paren en voor de scheidsrechter.
3.4.1.4 De stand wordt weergegeven op mechanische of elektrische scoreborden zo dat hij duidelijk zichtbaar is voor de speler en voor de toeschouwers.
3.4.1.5 Als een speler een formele waarschuwing krijgt voor slecht gedrag, zal een geel merkteken op of naast het scorebord geplaatst worden, bij de score van deze speler.
3.4.2 Uitrusting
3.4.2.1 De spelers zullen geen ballen kiezen in de speelruimte.
3.4.2.1.1 Waar het mogelijk is moeten de spelers de kans krijgen om één of meer ballen te kiezen vóór ze naar de speelruimte komen en de wedstrijd zal gespeeld worden met één van deze ballen, die er door de scheidsrechter op goed geluk uit genomen wordt.
3.4.2.1.2 Als een bal niet gekozen werd vóór de spelers naar de speelruimte komen, zal de wedstrijd gespeeld worden met een bal die de scheidsrechter op goed geluk neemt uit een doos met ballen die voor deze competitie gebruikt worden.
3.4.2.1.3 Als tijdens een wedstrijd een bal moet vervangen worden, zal deze vervangen worden door een andere van deze die voor de wedstrijd gekozen werden of, als er zo geen beschikbaar is, door een bal die de scheidsrechter op goed geluk neemt uit een doos met ballen die voor deze competitie gebruikt worden.
3.4.2.2 Een palet mag tijdens een individuele wedstrijd niet vervangen worden tenzij het per ongeluk zo beschadigd werd dat het niet meer kan gebruikt worden; als dit gebeurt dan moet hij dit beschadigde palet onmiddellijk vervangen door een ander palet dat hij meebracht naar de speelruimte of door 1 dat hem aangereikt wordt in de speelruimte.
3.4.2.3 Tenzij de scheidsrechter het anders toelaat, moeten de spelers hun palet op de tafel laten liggen tijdens de onderbrekingen.
3.4.3 Inspelen
3.4.3.1 De spelers hebben het recht om zich maximaal 2 minuten vlak voor het begin van de wedstrijd in te spelen op de wedstrijdtafel, maar niet tijdens de normale onderbrekingen; de bedoelde inspeeltijd mag enkel met de toestemming van de hoofdscheidsrechter verlengd worden.
3.4.3.2 Tijdens een noodonderbreking mag de hoofdscheidsrechter de spelers toelaten op om het even welke tafel, de wedstrijdtafel inbegrepen, te oefenen.
3.4.3.3 Spelers moeten een redelijke gelegenheid krijgen om zich vertrouwd te maken met de uitrusting die ze gaan gebruiken en om ze te controleren, maar dit geeft hun niet automatisch het recht op meer dan enkele balwisselingen voor dat ze het spel hervatten na de vervanging van een beschadigde bal of palet.
3.4.4 Onderbrekingen
3.4.4.1 Het spel moet ononderbroken verder worden gezet, uitgenomen dat elke speler recht heeft
3.4.4.1.1 een spelonderbreking van maximum 1 minuut tussen twee opeenvolgende sets van een wedstrijd
3.4.4.1.2 korte onderbrekingen om de handdoek te gebruiken, na elke reeks van 6 punten geteld vanaf het begin van elke set en tijdens de kantwisseling in de laatst mogelijke set van een wedstrijd.
3.4.4.2 Een speler of paar mag gedurende een wedstrijd 1 time-out van hoogstens 1 minuut vragen.
3.4.4.2.1 Tijdens een individuele competitie mag de vraag voor een time-out gedaan worden door de speler of door het paar of door de opgegeven coach; bij een ploegencompetitie mag dit gebeuren door de speler of het paar of door de ploegkapitein.
3.4.4.2.2 Als een speler of een paar en de coach of de kapitein niet akkoord gaan of er een time-out moet genomen worden, ligt de uiteindelijke beslissing tijdens een individuele competitie bij de speler of het paar en tijdens een ploegencompetitie bij de kapitein.
3.4.4.2.3 De vraag voor een time-out, die enkel mag gebeuren als de bal uit het spel is, zal aangegeven worden door met de handen een "T" teken te maken.
3.4.4.2.4 Als hij een geldige vraag voor een time-out krijgt, zal de scheidsrechter het spel opschorten en een witte kaart omhoog houden; dan zal hij deze kaart neerleggen op de speelhelft van de speler of het paar dat de aanvraag deed.
3.4.4.2.5 De witte kaart zal weggenomen worden en het spel zal hervat worden van zodra de speler of het paar dat de aanvraag deed, klaar is om verder te spelen of na 1 minuut, naargelang wat het eerst voorkomt.
3.4.4.2.6 Als een geldige aanvraag van een time-out tegelijkertijd gebeurt door of namens beide spelers of paren, zal het spel hervat worden als beide spelers of paren hiervoor klaar zijn of na 1 minuut, naargelang wat het eerst voorkomt en geen van de spelers of paren heeft nog recht op een andere time-out gedurende die individuele match
3.4.4.3 De hoofdscheidsrechter mag het spel opschorten voor een zo kort mogelijke tijd en in geen geval meer dan 10 minuten, indien een speler door een ongeval tijdelijk onbekwaam is om verder te spelen, op voorwaarde dat de hoofdscheidsrechter van mening is dat de onderbreking niet van dien aard is dat ze onredelijk nadelig is voor de tegenstrever(s).
3.4.4.4 Een opschorting mag niet toegestaan worden voor een letsel dat bestond of redelijkerwijze te verwachten was bij het begin van de wedstrijd, of waar het te wijten is aan de normale spanning van het spel; letsels zoals krampen of uitputting, veroorzaakt door de lichamelijke conditie van de speler op dat ogenblik of door de wijze waarop het spel verliep, rechtvaardigen zo een noodopschorting, die enkel mag toegestaan worden voor onbekwaamheid ten gevolg van een ongeval zoals een letsel veroorzaakt door een val, niet.
3.4.4.5 Als iemand in de speelruimte bloedt, moet het spel onmiddellijk opgeschort worden en het wordt niet hervat voor die persoon medisch behandeld werd en alle bloedsporen uit de speelruimte verwijderd werden.
3.4.4.6 Behalve met de toestemming van de hoofdscheidsrechter, moeten de spelers gedurende de ganse individuele wedstrijd in of vlak bij de speelruimte blijven; gedurende de toegelaten onderbrekingen tussen de sets en bij een time-out moeten ze binnen de 3 meter van de speelruimte blijven, onder toezicht van de scheidsrechter.

3.5 Discipline
3.5.1 Raadgevingen
3.5.1.1 In ploegenwedstrijden mag een speler van om het even wie raad krijgen.
3.5.1.2 In een individuele wedstrijden mag een speler of een paar slechts van 1 persoon, die vóór de wedstrijd aangegeven werd bij de scheidsrechter, raad krijgen, behalve dat als de spelers van een dubbelpaar tot verschillende Bonden behoren, elke speler een raadgever mag aanduiden, maar met het oog op 3.5.1 en 3.5.2 zullen deze twee raadgevers als één eenheid behandeld worden; als om het even welke onbevoegde persoon raad geeft zal de scheidsrechter een rode kaart opsteken en hem van de speelruimte wegzenden.
3.5.1.3 Spelers mogen enkel raadgevingen krijgen tijdens de onderbrekingen tussen de sets of tijdens elke andere toegelaten opschorting van het spel, en niet tussen het einde van de inspeeltijd en de aanvang van de wedstrijd; als om het even welke bevoegde persoon op een ander ogenblik raad geeft zal de scheidsrechter een gele kaart opsteken en de raadgever verwittigen dat elke latere gelijkaardige inbreuk zal leiden tot zijn uitsluiting uit de omgeving van de speelruimte.
3.5.1.4 Als er nadat een waarschuwing gegeven werd in dezelfde ploegenwedstrijd of dezelfde wedstrijd van een individuele competitie om het even wie nogmaals onwettig raad geeft, zal de scheidsrechter een rode kaart op steken en hem, of hij al dan niet de reeds gewaarschuwde persoon is, wegzenden van de speelruimte.
3.5.1.5 Bij een ploegenwedstrijd mag de weggezonden raadgever niet terugkomen totdat de ploegenwedstrijd afgelopen is, tenzij hij moet spelen, en hij zal niet vervangen worden door een ander raadgever; bij een individuele competitie mag hij niet terugkomen voor de individuele wedstrijd afgelopen is.
3.5.1.6 Als de weggestuurde raadgever weigert weg te gaan, of terug komt voor het einde van de wedstrijd, zal de scheidsrechter het spel opschorten en rapport uitbrengen bij de hoofdscheidsrechter.
3.5.1.7 Deze reglementen gelden enkel voor raadgevingen in verband met het spel en zullen een speler of een ploegkapitein niet verhinderen om, waar nodig, een gegrond beroep aan te tekenen noch kunnen zij een speler verhinderen om overleg te plegen met een vertegenwoordiger van zijn Bond of met een tolk in verband met uitleg over een scheidsrechterlijke beslissing.
3.5.2 Wangedrag
3.5.2.1 De spelers en raadgevers moeten zich onthouden van hebbelijkheden of gedragingen die een tegenstander onsportief zouden kunnen beïnvloeden, de toeschouwers beledigen of de sport in een slecht daglicht zouden kunnen stellen, zoals onbetamelijke taal, het vrijwillig breken van de bal of deze uit de speelruimte slaan, stampen tegen de tafels of de omheiningen en het oneerbiedig behandelen van de wedstrijd officials.
3.5.2.2 Als een speler of een coach op om het even welk ogenblik een ernstige overtreding begaat zal de scheidsrechter het spel opschorten en onmiddellijk verslag uitbrengen bij de hoofdscheidsrechter; voor minder ernstige overtredingen mag de scheidsrechter, bij een eerste gelegenheid, een gele kaart omhoog steken en de overtreder waarschuwen dat elke verdere inbreuk vatbaar is voor strafmaatregelen.
3.5.2.3 Behalve zoals voorzien in 3.5.2.2 en 3.5.2.5, zal de scheidsrechter als een gewaarschuwde speler een tweede overtreding begaat tijdens dezelfde individuele of ploegen wedstrijd, 1 punt toekennen aan de tegenstrever van de overtreder, en voor een verdere inbreuk 2 punten, hierbij telkens een gele en een rode kaart samen op stekend.
3.5.2.4 Als een speler tegen wie reeds 3 strafpunten toegekend werden in dezelfde individuele of ploegen wedstrijd, verder gaat met wangedrag, zal de scheidsrechter het spel onderbreken en onmiddellijk verslag uitbrengen bij de hoofdscheidsrechter.
3.5.2.5 Als een speler tijdens een individuele wedstrijd van palet verandert als deze niet beschadigd werd, zal de scheidsrechter het spel opschorten en verslag uitbrengen bij de hoofdscheidsrechter.
3.5.2.6 Een waarschuwing of straf die door om het even welke speler van een dubbel paar opgelopen wordt, geldt voor het paar, maar niet voor de volgende enkel match van een ploegen wedstrijd van de speler die niet in overtreding was; bij de aanvang van een dubbel wedstrijd beschouwt men het hoogst aantal waarschuwingen of bestraffingen dat opgelopen werd door om het even welke van beide spelers gedurende dezelfde ploegenwedstrijd, als opgelopen door het paar.
3.5.2.7 Behalve zoals voorzien in 3.5.2.2, zal de scheidsrechter als een gewaarschuwde raadgever opnieuw een overtreding begaat tijdens dezelfde individuele of ploegen wedstrijd, een rode kaart op steken en hem van de speelruimte wegsturen tot het eind van de ploegenwedstrijd of, bij een individuele competitie, van de individuele wedstrijd.
3.5.2.8 De hoofdscheidsrechter heeft de macht een te speler diskwalificeren voor een wedstrijd, voor een manifestatie of voor een hele competitie voor ernstig oneerlijk of beledigend gedrag, al dan niet gerapporteerd door de scheidsrechter; als hij dit doet zal hij een rode kaart op steken.
3.5.2.9 Indien een speler gediskwalificeerd wordt voor 2 wedstrijden van een ploegen- of een individuele competitie, zal hij automatisch gediskwalificeerd worden voor deze ploegen- of individuele competitie.
3.5.2.10 De hoofdscheidsrechter mag iedereen die gedurende een competitie twee keer weggestuurd werd van de speelruimte, uitsluiten voor de rest van de competitie
3.5.2.11 Gevallen van zeer ernstig wangedrag zal gerapporteerd worden aan de Bond van de betrokkene.
3.5.3 Lijmen
3.5.3.1 Bekledingen aanbrengen op een palet mag enkel door middel van drukgevoelige bladen of met kleefstoffen die geen verboden oplosmiddel bevatten; een lijst van verboden oplosmiddelen kan op het secretariaat verkregen worden.
3.5.3.2 Testen op verboden oplosmiddelen zullen uitgevoerd worden bij competities voor een Wereld en Olympische titel en bij de meeste Pro-Tour tornooien en als ontdekt wordt dat het palet van een speler dergelijk oplosmiddel bevat is hij vatbaar voor diskwalificatie uit de competitie en wordt verslag uitgebracht aan zijn Bond.
3.5.3.3 Er zal een voldoende verluchte ruimte voorzien worden voor het bevestigen van bekledingen op paletten en vloeibare bevestigingsmiddelen mogen nergens anders in de speelhal gebruikt worden.